De laatste jaren is er een toenemende tendens te bespeuren van kritiek op het rekenonderwijs van de afgelopen jaren en met name de onderliggende uitgangspunten die het Realistisch Rekenen kenmerken. En wellicht het meest gehoorde argument om stevig te ageren tegen het Realistisch Rekenen – en vooral de didactische- en leerpsychologische uitgangspunten die daaraan ten grondslag liggen – is dat de rekenprestaties de afgelopen jaren tanende zijn. Er wordt daarbij verwezen naar onder andere de PISA-onderzoeken en de TIMMS- onderzoeken. De oorzaak voor deze achteruitgang in rekenprestaties wordt dan vaak eenduidig geweten aan het Realistisch Rekenen, vergezeld met een – mijns inziens – ongenuanceerd credo: “Ze kunnen niet meer automatiseren, ze leren door het Realistisch Rekenen niet meer rekenen”. Hoe reëel is het om Realistisch Rekenen hiervan ‘de schuld’ te geven en hoe realistisch zijn de geboden alternatieven?
Hoe passend zijn de Passende Perspectieven?
Passende Perspectieven is een concept wat is voortgekomen uit de Referentieniveaus zoals die door de Commissie Meijerink zijn opgesteld in 2009. In Passende Perspectieven wordt getracht een kader te geven voor leerstof-inhouden die men wel, minder of niet meer aanbiedt aan leerlingen waarvan men kan inschatten, op basis van risicofactoren, dat zij de referentieniveaus (1F) niet halen binnen de gestelde tijd of helemaal niet halen.